De torenspits werd in 1724 getroffen door de bliksem en nadien weer hersteld. In 1867 was het weer raak tijdens een onweersbui en kwam zelfs de luidklok naar beneden. Tijdens de restauratie die volgde, werden de vier charmante hoektorentjes verwijderd. Men schafte een tweedehandse luidklok aan, afkomstig uit een juist afgebroken poort in Middelburg. Deze klok, in 1632 gegoten door de Middelburgse klokkengieter Michiel Burgerhuijs, weegt 800 kg en laat nog steeds zijn stem horen. De sacristie aan de zuidzijde dateert uit het
midden van de 16e eeuw en werd gebouwd ter vervanging van een kleinere aan de noordzijde. In 1875 werd de zuidbeuk verbouwd tot school.
De noordkapel kwam in deze vorm tot stand, evenals de aangebouwde ruimte aan de noordoostzijde, tijdens de restauratie in de periode 1959 en 1968.
De kerk was vóór de kerkhervorming in 1572 een parochiekerk. Dit is ook de reden, dat het gebouw zo groot is in verhouding tot de bescheiden dorpse omgeving. Oorspronkelijk gebouwd als katholieke kerk was er voor eremonieel van de eredienst, zoals processies, veel ruimte nodig, terwijl ook in de kerk, ter gelegenheid van kermissen en andere heilige dagen, vaak nog bedevaartgangers van elders tezamen kwamen.
RESTAURATIE
In 1959, zo’n 6 jaar na de watersnoodramp, is begonnen met een algehele restauratie van het gebouw. Het verkeerde toen in een vervallen staat, door jarenlang gemis aan het nodige onderhoud. Het gebouw is onder supervisie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in de oorspronkelijke vorm gerestaureerd. Vóór de restauratie bestond de preekkerk uit het koor en een gedeelte van het schip. Voorts was in het gebouw aanwezig een consistoriekamer en een oude bewaarschool van de burgerlijke gemeente, nu tezamen de zuidelijke beuk of wandelkerk genoemd; een opslagruimte, nu het schip met orgelgalerij, alsmede de zuidelijke kapel – de sacristie – eveneens dienende tot opslagruimte. Deze kapel wordt nu gebruikt als consistoriekamer voor de kerkenraad.
Tijdens de restauratie is de aan de zuidgevel gelegen van Blooiskapel, gesticht door Jan van Bloois, die tijdens de herbedijking ambachtsheer van Dreischor was, in oude luister hersteld. De algehele restauratie is in 1967 gereed gekomen. Ook zijn tijdens de restauratie zijn enkele muurschriften gevonden. Helaas konden slechts enkele behouden blijven. Zij vermelden grafschriften uit de periode 1580-1600 met toevoeging van volledige bijbelteksten. Deze zijn niet uit de Staten Bijbel, maar uit de Deux Aes Bijbel.
HET INTERIEUR.
De kerk bezit een houten tongewelf, pilaren met koolbladkapitelen en muurkolonetten met gebeeldhouwde fratskopjes. In de bijzondere overhoekse doopkapel (ook wel Van Bloiskapel genoemd, naar ambachtsheer Jan van Belois, die waarschijnlijk sterk betrokken was bij de stichting van deze kerk), staat een gedeelte van een houten hek, waarvan de herkomst onduidelijk is. Aan de noordmuur en bij de preekstoel bevinden zich restanten van muurschilderingen, die helaas slechts gedeeltelijk konden worden behouden. De herenbanken tegen de noordelijke muur stammen uit de 17e en 18e eeuw en
waren bestemd waren voor de schout en 7 schepenen, voor de ambachtsheer en gezworenen van de polder.
De Dreischorse kerk kreeg zijn eerste orgel in 1928. Het was een soort harmonium met imitatie orgelpijpen en deed dienst tot de restauratie in 1968. Het werd vervangen door het huidige orgel, dat is gebouwd door H.J. Vierdag te Enschede.
Hoog in het koor bevinden zich veertien klankpotten in de muur. Oorspronkelijk waren dit steigergaten. Ze werden afgedekt met ajour gesneden plankjes, met dodekop donkerrood gekleurd.
In de vloer van het koor bevinden zich een 30-tal grafstenen van geestelijken en de steen van het voormalige hoofdaltaar, herkenbaar aan de vijf wijdingskruisjes. Daaruit blijkt dat de kerk vroeger ook begraafplaats was. In 1486 waren er te Dreischor 6 priesters voor de bediening van de altaren. Deze waren gewijd aan Sint Adriaan, Sint Jacob, Sint Antonius, Johannes de Doper, de maagd Maria, de Heilige Geest, Sint Ursula, Sint Barbera en Sint Catharina. Een altaarsteen, herkenbaar aan vijf kruisjes, ligt in het koor. Voor de reformatie was de kerk was gewijd aan de heilige Adrianus, die in het begin van de vierde eeuw leefde in Nicodemië (Turkije). Volgens de legende bekeerde hij zich tot het christendom nadat hij getuige was geweest van het lijden en de standvastigheid van een groep vervolgde christenen. Dat kostte hem het leven, hij werd op een gruwelijke manier ter dood gebracht. Sint Adriaan was de patroon van de smeden, slagers, leerlooiers, soldaten en beschermer tegen de pest.
De eikenhouten preekstoel dateert uit ongeveer 1670 en bevond zich voor de restauratie in de koorsluiting. Daarvoor stond het koor- of doophek uit eind 15e, begin 16e eeuw, waarvan een gedeelte nog aanwezig is. In de muur bevinden zich nissen voor een kaars of voor de piscina, waar de priester vroeger zijn handen waste voor en na de uitreiking van de hostie.
De gewelfschilderingen dateren van ongeveer 1750 en zijn van de hand van Pieter Bossenblij. Weergegeven wordt: tijd, dood en vergankelijkheid tegenover voorzichtigheid, overvloed en overwinning. De deugd en het geluk overwinnen de vergankelijkheid en de dood.
De kerk is vermoedelijk in 1573 als hervormde (gereformeerde) kerk na ontruiming door de katholieken in gebruik genomen. De eerste predikant was Robertus de Ridder, voorheen pastoor te Oostburg. Tot op heden hebben meer dan 40 predikanten de kerk van Dreischor gediend.
HET GRAFMONUMENT
In het zuidkoor van de kerk is een van de mooiste grafkapellen van Nederland te zien. De grafkapel In werd in de 18e eeuw ingericht voor de ambachtsheren van Dreischor. In het midden bevindt zich tegen de muur het grafmonument van de gebroeders Ockerse, links dat van Pieter Mogge. Het marmeren grafmonument van Cornelis (1728) en Johan Ockerse (1742) is opgetrokken in Lodewijk XIV stijl. Johan was de opdrachtgever, de Haagse beeldhouwer Nicolaas Seuntjes de uitvoerder. De sarcofaag die u ziet is een schijnsarcofaag, want in feite zijn beide broers in de grafkelder, onder de kapel bijgezet.
Onder de portretovalen van de beide broeders bevindt zich een vreemd symbool: een gevleugelde zandloper, omgeven door een slang, die in zijn eigen staart bijt. De zandloper verwijst naar de tijd en de vergankelijkheid. Wanneer we goed kijken, zien we aan de ene kant de vleugel van een vogel, aan de andere kant de vlerk van een vleermuis: de tijd vliedt heen bij dag en bij nacht. De slang die in zijn eigen staart bijt, vormt een cirkel. Deze verwijst naar de eeuwigheid. Pieter Mogge was een neef van Johan Ockerse. Toen deze laatste in 1742 stierf, erfde Mogge de heerlijkheid Dreischor. Als afgevaardigde van Zeeland in de Staten-Generaal woonde hij in Den Haag, waar hij stierf in 1756. Mogge, die niet getrouwd was, liet zo’n 680.000 euro na wat toe een enorm kapitaal was. Een bedrag van €181.512 was bestemd voor een in Zierikzee, zijn geboortestad, te stichten universiteit. Verder stond in zijn testament dat er voor hem een grafteken moest worden opgericht van minstens € 5.445,-.De kapel wordt afgesloten met een schitterend smeedijzeren hek.
Klik hier voor een filpje van het grafmonument.
Het grafmonument is in 2011 geheel gerestaureerd klik hier voor een filmpje van de restauratie.
De kerk en het grafmonument moet u tijdens uw verblijf in Dreischor beslist gezien hebben.